Advent

Wij vieren eens per maand. Dan is het fijn elkaar weer te zien. De nadruk ligt op gastvrijheid en onze onderlinge verbondenheid. Wat we niet kunnen is van zondag tot zondag vieren: de hele Adventstijd meemaken, stap voor stap toegeleid worden naar het Kerstfeest. Wij vieren hapsnap.

Het is daarom goed de hele Adventstijd eens uit de doeken te doen. Wat vieren we dezer dagen? Hoe is de voorbereidingstijd van Kerst opgebouwd? Als we ’s zondags naar een Duitse kerk gaan, wat komen we daar tegen?

Allereerst het aantal zondagen. Dat zijn er in onze traditie vier, maar er zijn ook oude – kloosterlijke – tradities die voor deze voorbereidingstijd meer weken uittrekken, bijvoorbeeld vanaf Allerheiligen of vanaf Sint Maarten (11 november). Dat laatste is wel een sterk gegeven. Sint Maarten valt op de veertigste dag voor Kerst. Bovendien is Sint Maarten, de edelman die zijn mantel deelde met een bedelaar, een belangrijke heilige die ons helpt Kerst te vieren. Want Sint Maarten leert ons geven, en Sint Nicolaas (6 december) leert ons ontvangen, en beide capaciteiten zijn nodig om het Christuskind tegemoet te gaan.

In onze traditie zijn het vier Adventszondagen, ze hebben elk een eigen karakter. Ze staan op een rij in lied 463, een kyrië voor de Advent, met steeds een strofe die zinspeelt op de specifieke lezingen, psalmen en antifonen van elke zondag:

Eerste zondag van Advent:
Als der mensen trooster roepen wij U aan: (Jesaja 40,1)
noem de namelozen met een nieuwe naam!

Tweede zondag van Advent:
Herder, wil behoeden wie in ’t duister valt. (Psalm 80,2)
Keer hun lot ten goede, Licht, dat stralen zal!

Derde zondag van Advent:
Bloesem in de winter, roze dageraad, (Jesaja 53,1)
wees ons teken dat de Zon verschijnen gaat!

Vierde zondag van Advent:
Regen uw gerechtigheid en bevrucht de aard, (Jesaja 45,8)
tot de trouw ontkiemt en vrede bloeien gaat!

De kleur van Advent is paars. Zo ook de voorbereidingstijd van Pasen: de Veertigdagentijd is paars. Er staan paarse bloemen, de predikant draagt een paarse stola, het altaarkleed is paars. Alle voorbereidingstijden op de christelijke feesten zijn paars (inkeer, sober), de feesten zelf smetteloos wit (helder en klaar). Maar de derde zondag van Advent is roze. Het lied noemt die kleur: ‘Bloesem in de winter, roze dageraad’. Op de derde zondag van Advent schijnt het witte licht van het komende feest al door het paars heen. Het is de blijde blos op de bleke wangen van Johannes de Doper, die in de gevangenis op Christus hoopt (Matteüs 11,2-11).

Het is een mooie kerkelijke gewoonte om in de tijd voor Kerst de kerststal op te bouwen, stukje bij beetje: de wanden, een strooien dak, de voerbak, hooibalen om op te zitten. De os, de ezel en de schapen staan klaar, op de laatste zondag van Advent komen Jozef en Maria erbij. Dan, in de kerstnacht, wordt het Christuskind in de voerbak gelegd. Dat kun je ook thuis doen: in de Adventstijd je stalletje te voorschijn halen en het elke dag een beetje opbouwen en inrichten. Na Kerst niet meteen opruimen, want de Kersttijd gaat door. In de verte heb je de drie koningen al neergezet, elke dag komen ze een stukje dichterbij tot ze op 6 januari (Driekoningen) de stal binnengaan.

Zo’n stalletje kun je in de wereldwinkel kopen, gemaakt in Peru of Bolivia. Maar daar komen de drie koningen niet in voor. Wel herders, de os en de ezel, Jozef en Maria. Maar geen wijzen of koningen. Omdat de drie koningen de drie toenmalige continenten vertegenwoordigen. Een uit Europa, een uit Afrika en een uit Azië. Zo is de heel wereld present rond het Christuskind en brengt hem hulde. Komt laten wij aanbidden. De rest van de wereld was toen nog niet ontdekt: Amerika niet, Australië niet. Daar woonden wel mensen, maar wij in Europa, Afrika en Azië wisten daar niets van. Dus komen de koningen van Amerika en Australië in het verhaal niet voor. Nee, drie koningen: een kwam te paard, die van Europa, één met een kameel, die van Afrika, en één op een olifant, die van Azië.

Omdat de koningen Amerika niet vertegenwoordigen, staan ze er in het kerststalletje van Peru of Bolivia niet bij. Want zeggen ze daar: die zijn niet van ons. Toch willen ook mensen uit Zuid-Amerika in de kerststal vertegenwoordigd zijn. Dat je kunt aanwijzen: kijk, Christus is ook door ons begroet, ook wij hebben hem hulde gebracht.

Dat kun je aan zo’n kerststalletje uit Peru of Bolivia heel goed zien. Bijvoorbeeld aan Maria, want die is voor ons allemaal een moeder. En de herders, zeggen ze daar, dat zijn natuurlijk herders uit ons volk. Dus worden Maria, Jozef en de herders inheems afgebeeld als ‘indianen’ (maar ook dat is een woord met een misverstand). En welke dieren lopen erbij? Lama’s!

Ds. Klaas Touwen