Gods boodschap aan ons

Meditatie over Lucas 13:1-5

In deze dagen heb ik veel telefonisch contact met gemeenteleden. Het valt mij op dat ik verschillende keren uitspraken hoorde als: ‚Hopelijk gaan de mensen nu eens wat meer nadenken over waar zij mee bezig zijn.’ De Corona-crisis als ‘wake up-call’, een wakker-schudden, ja, misschien wel een stem van God.

Wie zo denkt en spreekt, betrekt de dingen op God en dat kan ik alleen maar toejuichen. Wij doen dat veel te weinig. Wij leven ons leven van alledag zo vaak als ‘praktische atheïsten’, dat wil zeggen: als mensen voor wie het geloof in God geen praktische gevolgen heeft voor de manier waarop zij leven. Op die manier leven wij alsof er geen God was. Over zulke mensen zegt de psalm: ‘De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God.’ (Ps. 14:1).

Toch heb ik moeite met de gedachte die ik hierboven aanhaalde. Wie zegt: hopelijk gaan de mensen … doet een uitspraak over anderen. Hij of zij gaat zelf ‘uit de wind’ staan en beschrijft een les die ándere mensen moeten leren – hij- of zijzelf blijkbaar niet. Daarmee grenzen wij ons van die anderen af. Mij herinnert dat aan Jezus’ gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar (Lc. 18:9-14). De Farizeeër staat te bidden in de tempel en dankt God dat Hij hem ervoor bewaard heeft, in zonde te leven. Sterker nog: hij dankt God ervoor dat Hij hem de liefde voor zijn wil in het hart gelegd heeft, zodat hij met vreugde doet wat God van zijn volk vraagt. Tot zover is er niets mis met zijn gebed. Hij gaat in de fout op het moment dat hij zegt: ik dank U dat ik niet ben als die tollenaar daarginds. De Farizeeër is gezegend met een rijke schat aan oprechte vroomheid, maar het verdrietige is dat zijn vroomheid hem niet met zijn medemensen verbindt, maar juist van hen scheidt. De tollenaar is niet zijn broeder en de prostituée niet zijn zuster.

Daarom doen wij er geloof ik ook maar goed aan om in deze tijd van Corona-crisis geen al te uitgesproken mening te hebben over wat ándere mensen uit deze crisis zouden moeten leren. Veel belangrijker is de vraag wat wij zèlf er uit leren. En wij hébben een heleboel te leren!

Dat is ook de weg die Jezus zelf ons in Lucas 13:1-5 wijst. Er komen mensen bij Hem met een dramatisch verhaal: Pilatus (die bekend stond om zijn hardvochtigheid) had het bloed van Galilese pelgrims met dat van hun offerdieren laten mengen, ofwel: hij had hen samen met hun offerdieren laten doden. In gedachten zie ik de mensen die met dit nieuwtje bij Jezus komen, gespannen op zijn reactie wachten. Zal Hij boos worden op Pilatus en de Romeinen? Of zal Hij zeggen dat het wel slechte mensen geweest moeten zijn, die op zo’n vreselijke manier om het leven zijn gekomen.

Jezus doet iets anders: hij wijst de mensen terug naar zichzelf. Of de slachtoffers van Pilatus of van een tragisch ongeluk slechte mensen waren of niet, gaat jullie niets aan. Betrekken jullie de dingen liever op jezelf. De poorten van het hemelrijk staan op dit moment – en telkens als in kerk of synagoge de goedheid van God verkondigd wordt! – wagenwijd open. Maar wij schorten onze beslissing liever nog maar een poosje op.

Naar binnen gaan kunnen we altijd nog. We hoeven toch nú nog niet de wil van God als enige richtsnoer voor ons leven te nemen? We kunnen toch ook nog wel een beetje blijven doen wat de mensen om ons heen óók allemaal doen? Als je alles op één kaart zet, kun je ook in één keer alles verspelen! “Als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal net zo sterven als zij,” zegt Jezus tegen de mensen die Hem het nieuwtje kwamen brengen. Wij moeten tot inkeer komen. Want als God het achterste van zijn tong laat zien en ons met Jezus zijn hele hart schenkt, dan is het niet genoeg als wij maar de helft van ons hart teruggeven.

Voor mij is de Corona-crisis daarom een wekroep, een aansporing om goed over mijzelf na te denken en me af te vragen: past het antwoord dat ik met mijn leven geef wel bij de royale gulheid van God? Aan deze uitdaging heb ik, eerlijk gezegd, mijn handen vol. Voor mij blijft er geen tijd over om te bedenken wat God in deze crisis over het leven van anderen wil zeggen! Ik kan hooguit iets zeggen wat mij met al die andere mensen verbindt: dat wij allemaal leven van Gods overstelpende goedheid. En juist in deze crisistijd geeft Hij talloos veel gelegenheden om iets van die gulheid in mijn eigen leven af te beelden – in de manier waarop ik met de mensen om mij heen omga. En laat dat nou precies het thema van de vastentijd zijn!

ds. Kees den Hertog