Ontmaskering

Sinds een aantal weken sieren of ontsieren zij ons gezicht. De mond- en neusmaskers. Wij dragen de maskers, om elkaar en uiteindelijk ook onszelf voor het Corona-virus te beschermen. De maskers bedekken een groot deel van het gezicht. Wij vangen enkel nog een glimp van elkaars ogen op, zodat ons een groot deel van de ander ontgaat. En ik vraag mij ineens af, in hoeverre wij in ons leven niet eigenlijk meestal maskers dragen …

Intussen zijn ze gewoon geworden. Horen ze bij ons alledaagse leven. Wanneer we met het openbaar vervoer onderweg zijn of boodschappen doen. De mond- en neusmaskers. Zij hebben intrede gedaan in ons maatschappelijk leven. Gaan we de deur uit, dan dragen wij ze met ons mee, net als onze beurs, onze mobieltelefoon, en onze sleutels. Dat was een goede maand geleden nog niet zo. Toen ze nog niet verplicht waren, keek men met een zekere vorm van argwaan naar iemand, die een mond- en neusmasker droeg. Ik had reeds begin april mijn eerste masker gekocht en herinner mij, hoe twee kleine meisjes mij met mijn masker observeerden. In het voorbijgaan maakte ik de meisjes een compliment voor hun mooie jurkjes.

Maar mijn aanblik moet hen zo geïrriteerd hebben, dat zij mij enkele voetstappen verder nariepen: „Wir lieben Dich nicht!“ Dat is nu anders. Kinderen zijn aan de aanbik gewend. En intussen kijkt men juist geïrriteerd, wanneer iemand in het openbaar vervoer of in de winkel geen mond- en neuskapje draagt.

Mond- en neusmaskers. Sommige maskers, de zogenaamde FFP2- en FFP3-maskers, beschermen de drager voor infectie. En zijn artsen en verpleegkundigen voorbehouden. De meeste maskers evenwel beschermen alleen maar anderen voor het gevreesde virus. Zij zijn industrieel geproduceerd, door kleermakers of ook zelf genaaid. En zij bestaan dan ook in alle soorten en maten. In alle mogelijke vormen en kleuren. Er zijn bijzonder mooie en uitzonderlijk creatieve bij. Een lust voor het oog. En toch. Ze bedekken wel een groot deel van het gezicht. Wij vangen enkel nog een glimp van elkaars ogen op. Verder is alles bedekt. Ons ontgaat een groot deel van deel van elkaars mimiek. Ons ontgaat een groot deel van de ander.

Maskers. En ik vraag mij ineens af, in hoeverre wij mensen in ons leven niet eigenlijk meestal maskers dragen. Niet alleen in het openbaar vervoer of in de winkel. En allang vóór Corona. Want hoevaak verbergen wij wel niet ons ware gezicht. Doen we ons anders voor dan we eigenlijk zijn. Dat begint er al mee, dat wij op een bepaalde leeftijd onze rimpels met crèmes en poeders camoufleren. Het gebeurt daar, waar men in de digitale wereld een ander, een virtueel gezicht presenteert. Via de sociale media worden de vrolijkste en mooiste foto’s gedeeld. En de maskerade drukt zich ook daarin uit, dat wij op een al wel dan niet gemeende vraag, hoe het met ons gaat, in de regel met ´goed hoor!` antwoorden. Ook al ziet het er bij ons van binnen verre van goed uit. Ons leven een gemaskerd bal. Is het vreemd dat ons woord ‘persoon’ eigenlijk ‘masker’ betekent? Want ‘persoon’ komt van het latijnse begrip ‘persona’, dat masker betekent.

Waarom doen wij dat? Waarom zetten wij zovaak maskers op? Vertonen wij naar buiten toe zovaak een ander gezicht? Allicht heeft het ermee te maken, dat wij als mensen willen beantwoorden aan een beeld, dat de omgeving en de wereld ons voorspiegelt. Hoe we zouden moeten zijn. Of dat nu in onze kindheid onze ouders, later onze schoolvrienden en weer later onze collega’s zijn. Of het nu om een levensstijl gaat, of om een modetrend Hoezeer kunnen ideaalbeelden van buiten tot een beheersend verwachtingspatroon worden.

Ons zelfbeeld bepalen. En een identiteitscrisis veroorzaken. Want hoe zou een mens ooit kunnen voldoen aan al die ideaalbeelden?! Aan al die ideaalvoorstellingen, die dan ook nog eens aan voortdurende veranderingen onderhevig zijn?! Het kan niet anders, of men moet wel falen. En daarom zet men maar liever een ander gezicht op. Een mooi masker. Om jezelf te beschermen. Of de ander. Voor de aanblik van je ware ik.

Maskers. Wij mensen dragen maskers. Omdat we willen beantwoorden aan het beeld, dat anderen van ons verwachten. Maar hoeveel meer zegt dat van ons. Hoeveel dieper gaat het daarbij uiteindelijk. Hoezeer drukt een masker alleen maar uit, dat we erbij willen horen. Dat wij mee mogen doen. Uiteindelijk drukt een masker alleen maar het diepe verlangen uit, dat wij geliefd zijn. Achter dat masker van mooi, groots, prachtig en geweldig gaat ten diepste een heel kwetsbaar mens schuil. Achter dat masker is een mens verborgen, die uiteindelijk naar niets anders verlangt, dan dat er van hem of van haar gehouden wordt.

Heer, u kent mij, u doorgrondt mij. Midden in al de maskerades van ons leven ontmaskert de dichter van Psalm 139 ons. Heer, u kent mij, u doorgrondt mij. Dwars door al de maskers heen, worden wij gezien, zoals wij zijn, belijdt de psalmist. Door God gekend. Ten diepste gekend. Doorgrond.

Op het eerste gezicht heeft deze ontmaskering iets bedreigends. Want als God mij kent, ja mij doorgrondt, dan weet hij dus schijnbaar alles van mij. Ook de donkerste geheimen, die ik voor mezelf misschien niet eens waar wil hebben. Als God alwetend zou zijn en in die hoedanigheid alles van mij zou weten, wat zou dat dan voor mij betekenen? En kan ik met een alwetende God als deze wel leven, zonder mij opnieuw achter allerlei maskers te willen verschuilen? Op het eerste gezicht hebben de woorden van Psalm 139 iets bedreigends. Kijken we evenwel iets beter naar de ontmaskerende woorden van Psalm 139, dan zien we, dat het hier helemaal niet gaat om een God, die alles zou weten. Maar om een God, die mij kent.

En dat is iets heel anders. Weten is abstract. Kennen persoonlijk. En zoals het hebreeuwse begrip ´kennen` alles met een relatie en met liefde te maken heeft, zo danst heel Psalm 139 van vreugdevolle verwondering om het geheim van een liefdevolle God, die mij door en door kent. Die mij liefheeft vanaf mijn vormeloos begin. Die van mij houdt, zoals ik geworden ben. Met alles, wat ik heb, maar ook met alles, wat mij ontbreekt. Wonderlijk zoals u mij kent, het gaat mijn begrip te boven, Dit kennen is bevrijdende ontmaskering.

Waar anders kunnen wij helemaal onszelf zijn? Bij wie anders kunnen wij zijn, zoals we zijn? Misschien nog niet eens bij ons zelf. Wanneer wij alleen zijn. Want wij zijn allicht ook gehecht geraakt aan ons eigen gemaskerde zelfbeeld. En hoe moeilijk is het, dat vertrouwde masker weg te leggen. Waar anders kunnen wij helemaal onszelf zijn? Waar anders, dan hier en bij deze God?! In de ontmaskerende woorden van Psalm 139 worden al de maskers in ons bestaan afgenomen. En worden wij toevetrouwd aan het liefdevolle kennen van God. Niet meer speelbal van de verwachtingen van anderen. Maar ontmaskerd als we zijn, mogen wij zijn, zoals we zijn. Met al het mooie en goede in ons leven, maar ook met al het lelijke en onvolmaakte in ons bestaan. Niet mooier dan we zijn. Maar ook niet minder mooi! Wij worden bevestigd, in wie wij zijn. En in wie wij mogen worden …

Doorgrond mij, God, en ken mijn hart. Peil mij, weet wat mij kwelt, zie of ik geen verkeerde weg ga, en leid mij over de weg die eeuwig is. Met deze laatste woorden stuurt de dichter van Psalm 139 ons op weg. Als mensen, die er mogen zijn. Maar ook als mensen, die wij mogen worden. Laat ons dan naar onszelf kijken, zoals God ons kent. En naar elkaar met de ogen van God.

Amen

Rens Dijkman-Kuhn

Juni 2020