Pinksteren: Zou ook een vrome God kunnen vinden?

Meditatie over Handelingen 2, 1-24

Het boek Handelingen is vol van evangelisatie-toespraken die de leiders van de jonge christelijke gemeente gehouden hebben. De eerste van die toespraken vond in Jeruzalem plaats, op het Pinksterfeest. Op Pinksteren gedenkt Israël dat het door de Eeuwige in de woestijn gevonden en tot bruid genomen werd, zoals Ruth op de dorsvloer door Boaz gevonden werd. Daarom wordt het boekje Ruth tijdens dit feest ook gelezen. Het is een blij feest, want met Pinksteren is in Israël de periode van de graan­oogst ten einde. Er is weer voedsel voor een nieuw jaar. Het was dus geen straf om in deze vrolijke tijd als pelgrim naar Jeruzalem te komen.

We hebben zojuist de Pinksterpreek van Petrus horen lezen. Het bijzon­dere aan deze preek is niet in de eerste plaats de inhoud. Het meest bij­zondere zijn de hoorders van deze preek. Lucas laat het de mensen die op het geluid van de stormwind afkomen, zelf vertellen: Ze komen van heel de bekende wereld, van binnen en buiten het Romeinse rijk. In de aardrijks­kun­dige begrippen van vandaag zouden we kunnen zeggen: Ze komen van Iran tot en met Rome en van Zuid-Rusland tot en met Egypte en Libyë. Maar wat zijn het nu voor mensen?

Het gaat bij deze mensen blijkbaar om Joden uit de verstrooiing, die genoeg geld hadden om op hun oude dag in Jeruzalem te gaan wonen. Ik kan me dat zó voorstellen: dat menigeen van hen gedurende zijn of haar hele leven hiervoor gespaard heeft. Ze zijn terug verhuisd naar het land van hun voorouders en wonen nu vlak bij de tempel. Het gebouw van de tempel en de Sion, de berg waar de tempel op staat, dat zijn plaatsen waar in de Psalmen met veel verlangen over wordt gesproken. En deze mensen heb­ben hun leven zó vormgegeven dat ze nu ‘bij God om de hoek’ kunnen wonen. Zelfs als er vreemde legers in het land zijn, of hongersnood of ernstige ziektes – zij kunnen alsnog naar de tempel. En als de grote om­me­keer in Israëls geschiedenis komt, dan zitten zij daar in Jeruzalem zeker dicht bij het vuur! Deze mensen waren dus niet voor het pelgrimsfeest naar Jeruzalem gekomen – ze wóónden er!

Tijdens het afgelopen Paasfeest hadden ze daarom ook niet naar Jeruzalem hoeven reizen; zij waren er al. En meegevierd hebben ze het Paas­feest zeker. Dáárvoor waren ze immers juist in Jeruzalem gaan wonen? Met hun verhuizing naar Jeruzalem hadden deze vrome mensen voor zichzelf een hartenwens in vervulling doen gaan. Want zij hunkerden naar de bevrijding van Israël.

Toen Jezus kwam, van wie men zei dat hij de Messias was, moet dat juist deze groep mensen aangesproken hebben. Zij waren immers daarvoor naar Jeruzalem verhuisd, dat zij de verlossing van Israël als eerste zouden opmerken? Als ze bij Jezus’ wonderlijke triomftocht op Palmpasen al niet aan­wezig waren, zullen ze er toch allicht van gehoord en zich erover ver­heugd hebben. Maar voor hen die Jezus enkele dagen later voor Pilatus zagen staan of aan het kruis zagen hangen, was de teleurstelling dan ook des te groter. Daar was alweer zo’n blaaskaak die het volk met messiaanse dromen in opschudding bracht. En zij zagen al het gevaar dat ook Hij met zijn fantasterijen velen in zijn ondergang mee zou sleuren. Hoeveel onschuldige, maar gemakkelijk beïnvloedbare mensen zouden door zijn toe­doen door de Romeinen gestraft worden omdat ze deelgenomen had­den aan alwéér een opstand? Nee, ze hadden alle reden gehad om “krui­sig Hem!” te roepen!

En toch hoopten ze op de bevrijding van Israël. Daarom woonden ze nu juist in Jeruzalem. Bij het horen van het wonderlijke geluid van de brui­sende stormwind liepen zij te hoop. Zou dit het teken zijn dat God naar zijn volk omziet? Pinksteren is het feest van de wetgeving op de berg van God in de woestijn. En daar, bij de Sinaï, was het ook storm geweest, met blik­sem en donder. En ook later, toen Elia na een eenzame pelgrimstocht bij de berg van God aangekomen was, was er opnieuw een storm aan de komst van God vooraf gegaan.

De mensen die omwille van Israëls God in Jeruzalem waren gaan wonen, weten niet goed wat ze met de situatie aan moeten. Daarom legt Petrus hen uit wat hier gaande is. Om te begrijpen wat hier gebeurt, moet je inder­daad naar het Eerste Testament terug. Maar het is niet een nieuwe, opzien­barende verschijning van God en ze krijgen zeker geen nieuwe wet. Wat ze hier zien, is de vervulling van de profetie van Joël: “Daarna zal dit zich voltrekken: Ik zal mijn geest uitgieten over al wat leeft … Dan zal ik tekenen geven aan de hemel en op de aarde.” Maar als zich hier de pro­fetie van Joël vervult – dan betekent dat dat datgene waarop zij zo vurig hopen, nu aangebroken is!

Inderdaad. Alles wijst erop dat Gods tijd is gekomen. Maar hoe weten ze dat het niet wéér een bevlieging van een groep radicalen is? Om dat uit te kunnen leggen, moet Petrus over … Jezus spreken. Het belangrijkste wat Petrus te zeggen heeft, staat in twee korte zinnetjes: “Deze Jezus (…) hebt u door heidenen laten kruisigen en doden. God heeft Hem echter tot leven gewekt.” En even later: “Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en messias is aan­gesteld.” Het staat er zó simpel, dat je er bijna overheen zou lezen. God heeft uitgerekend diegene tot Heer en messias aangesteld die zij lieten krui­sigen. Maar dan kunnen zij nu toch geen kant meer op? Uit hún rijen kwamen die mensen die ‘kruisig Hem!’ riepen. Zij stonden Hem uit te lachen toen Hij aan het kruis hing en dreven de spot met Hem. Als deze Jezus door God tot Heer en messias is aangesteld, dan hebben uitgere­kend zij die voor de verlossing van Israël in Jeruzalem waren komen wonen, hun aandeel in het heil van God volledig verspeeld. Dan zal Jezus een verschrikkelijk oordeel over hen vellen. “Toen ze dit hoorden, waren ze diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‛Wat moe­ten we doen, broeders?’ Petrus antwoordde: ‛Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen van uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken wor­den.’”

Ziet u, dat is nu het evangelie ten voeten uit! Mensen die Gods weg mis­kend en afgewezen hebben, krijgen een nieuwe kans. Want God wil niet zijn eigen gelijk. God wil het heil van de mensen. En daarom voltrekt Hij geen oordeel, Hij spreekt zelfs niet alleen maar vrij. Nee, Hij wil juist aan zùlke mensen zijn Géést geven! De Geest van vrijheid, van het kindschap, van het bij-God-kind-aan-huis-mogen-zijn, van het mogen leven in en uit de liefde.

Hoe vaak zouden wij in ons leven al niet de weg van God met ons afge­wezen hebben? Hoeveel kleine en grote beslissingen hebben wij al genomen waarin wij tégen de keuze van God voor deze wereld ingegaan zijn. Ik noem alleen maar Gods aandacht voor de armen en de zwakken in onze wereld. Voor mensen die eruit liggen, die onhandelbaar zijn, niet willen sporen. En wij maar strak de andere kant op kijken wanneer zulke men­sen ons pad kruisen!

Maar God geeft het niet op. Hij blijft de verschoppelingen en de verliezers zoeken. Hij is zèlf als een verschoppeling en een verliezer in ons midden geweest en heeft zo zichtbaar gemaakt hoe wij er voor God voorstaan. Hij is naast ons komen staan, ja, Hij heeft voor God onze plaats ingenomen. Daarom blijft Hij ons zoeken, telkens weer. Net zo lang tot Hij ons vindt. En als Hij ons dan vindt, is er vreugde in de hemel. Méér dan over 99 recht­vaar­digen die niet verdwaald waren!

Ds. Kees den Hertog