Thuis zijn …

n.a.v. Lukas 15 : 11-32

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Voel je thuis! Als dat tegen je gezegd wordt, voelt dat goed. Je bent ergens voor het eerst. Er is heel veel wat onwennig is, je voelt je als een kat in een vreemd pakhuis.

Maar opeens… is er iets vertrouwds. Je ziet iets wat je kent. Wat een gevoel van vertrouwen geeft. Misschien wel die stem die je aanspreekt: Voel je thuis.

Je thuis voelen. Dat betekent een gevoel van ontspanning. Eigenlijk heel bijzonder, dat gevoel van thuis, wat je ergens anders niet hebt. Thuis zijn en thuis komen.

En in dat verband gaat het vandaag over het verhaal wat Jezus vertelt. Geen ingewikkeld verhaal, maar heel begrijpelijk. Een vader met twee zonen. De ene zoon die wegging. Herkenbaar…

Er vandoor, een schitterende toekomst tegemoet. Een leven zonder belemmeringen, geen gedoe en geen gezeur. Vrijheid. Alleen maar doen waar je zin in hebt. Geweldig! En zo leek het! Je zou er ook zin in krijgen. Een schitterend leven. Alles wat je wilt is mogelijk. Feesten, elke dag opnieuw. De vriendenkring werd elke dag groter. Want ja, als het zo gaat, dan wil iedereen je vriend wel zijn…

Het ging goed, een hele tijd… Totdat het fout liep. Echt fout. Het geld was op en er was hongersnood.

En al die vrienden, die elke dag in zijn buurt te vinden waren, ze kenden hem niet meer. Ze waren verdwenen als sneeuw voor de zon.

Berooid bleef hij achter. Hij moest als een bedelaar door de straten gaan. Kloppend op de deuren of er iemand misschien werk voor hem had. En uiteindelijk kwam hij terecht op de slechtste plek die je kunt bedenken. In het veld bij de varkens. Onreine dieren. Het loon wat hij er kreeg, was niet eens genoeg om de ergste honger te stillen.

Zo ver was het gekomen. Een lege maag. Zelfs het meest waardeloze voedsel wat er was, ging aan zijn neus voorbij. Het was wél voor de varkens, maar niet voor hem. Een ellendige situatie. Een treurig dieptepunt. En dan… op dát moment. Dan gebeurt er iets.

Het mooie leventje was definitief over en voorbij. En de herinneringen kwamen weer boven. De herinnering aan vroeger. De herinnering aan de goedheid en de liefde van zijn vader. Hij denkt terug aan wat geweest is, voorbij.

En hij komt tot inkeer. Er komt berouw over wat verkeerd was en hij besluit om terug te gaan, aarzelend, met lood in de schoenen, maar toch…

En… vader staat klaar, niet met gebalde vuisten, maar (letterlijk) met open armen. Niet om nog even een appeltje te schillen, maar om hem binnen te halen met liefde en vreugde. Prachtig is de tekening die Rembrandt hiervan gemaakt heeft. De oude vader die door zijn knieën gaat en zijn zoon omhelst en aan alles laat voelen dat hij welkom is. Voel je thuis!

Zijn lompen worden verwisseld voor feestkleding. Hij krijgt een nieuw kleed. En dat is veelzeggend. In de taal van de bijbel is dat niet zomaar. Wanneer iemand zo een nieuw kleed aan getrokken kreeg, dan is dat veel meer dan een uiterlijke verandering. Nee, dan heeft dat kleed de betekenis van een nieuw bestaan. Het oude gaat uit en blijft achter. Je begint radicaal opnieuw.

Een gelijkenis, waarmee Jezus ons laat zien wie wij zijn en ook Wie God is. De zoon heeft alles erdoor gejaagd. Zijn hele erfenis over de balk gegooid. Bewust, willens en wetens. Hij is weggelopen, met de bedoeling om nooit weer terug te keren.

Maar zijn vader staat op de uitkijk. En wat niemand verwacht had, dat gebeurt. De vader neemt zijn zoon in de armen en laat het feestmaal bereiden.

Geen houding bij de vader van “ik moet het allemaal nog maar zien. Ik wacht het wel af of je er wel echt spijt van hebt. Laten we eerst maar eens zien en kijken hoe het verder loopt.”

Nee, in één keer, zonder reserves. Ver-zoen-ing, ook heel letterlijk. Het is weer goed tussen vader en zoon.

De gelijkenis van de onbegrijpelijke liefde van de vader, de oneindige trouw van God.

Daar valt alle nadruk op. De persoon van de vader staat in het middelpunt van deze gelijkenis. Daar gaat het eigenlijk om.

Vanuit de vader valt er licht over het eerste gedeelte van de gelijkenis, maar vanuit de vader valt er ook licht op het tweede gedeelte van de gelijkenis.

Want met de thuiskomst van de zoon en het feestmaal wat voor hem klaargemaakt wordt, is de gelijkenis nog niet afgelopen. De gelijkenis was immers begonnen met de vader die twéé zonen had.

Die ene heeft nu alle aandacht gehad. Maar die andere, de oudste, is er ook nog. Daar is trouwens nog niet zoveel over te melden geweest.

Die eerste wel. Dat hij weggegaan was, dat hij het geld meegenomen had en er overdadig op los geleefd had… Genoeg om over te vertellen…

Maar de oudste zoon, daar valt niet zoveel van te zeggen. Hij bleef netjes op het goede pad. Geen buitensporigheden. Toen zijn broer wegging, bleef hij bij zijn vader.

En zo was het al die jaren. Hij heeft altijd, zoveel hij kon, zijn plicht gedaan. Misschien wel een beetje saai…

En langzamerhand is hij zijn broer vergeten. Het leven ging door. En zo waren de jaren voorbij gegaan. Hij was altijd trouw geweest.

En ook nu. Zoals gewoonlijk was hij aan het werk geweest. Hij had zijn plicht vervuld.

Maar als het huis in zicht komt… dan hoort hij wat. Muziek! Feesten! Dat kan maar één ding betekenen. Zijn jongste broer is thuisgekomen. En hij spreekt een knecht aan die hij buiten op het erf tegenkomt. Wat is er aan de hand? Wat hoor ik? Waarom is er zoveel drukte?

En wat hij al vermoedde, blijkt waar te zijn: Je broer is thuisgekomen en je vader heeft het gemeste kalf geslacht. Er is alle reden tot blijdschap. Hij is zo lang weggeweest, en nu is hij er weer. En vandaar die muziek…

Er zit iets feestelijks in het antwoord van de knecht, en hij verwacht dat hij de oudste zoon meekrijgt in deze feest-stemming. Maar helaas. Zijn gezicht betrekt. Een feest-stemming? Echt niet! Hij kan al die vrolijkheid en blijdschap niet meemaken. Hoogst ongepast! Hij is verbitterd en weigert verder te gaan. Waar feest gevierd wordt, is er voor hem geen plaats. Daar hoort hij niet bij. Er is geen enkele reden tot feest-vieren, integendeel.

En hij sluit zichzelf er buiten, buiten het huis van de vader. Eerst deed de jongste zoon dat, zichzelf buiten sluiten, door weg te gaan.

Nu moet het ook van de oudste gezegd worden, dat hij zichzelf buiten sluit.

Zijn vader hoort ervan en doet er alles aan om zijn andere zoon binnen te krijgen om ook het feest mee te vieren. Je bent altijd bij me. En alles wat mij is, is van jou! Dat is nooit anders geweest! Voel je thuis!

De verloren zoon… En als je er wat verder over nadenkt, dan vraag je je af wie nu eigenlijk de verloren zoon is. Want als het erop aan komt, is ook deze oudste zoon een verloren zoon. De jongste zoon leefde niet vanuit de liefde van de vader, maar het geldt ten diepste ook voor deze oudste.

Misschien dat we ergens een hekel hebben aan de arrogantie die er uit het gedrag van de oudste zoon naar voren komt. Om zijn broer de liefde van zijn vader niet te gunnen.

Maar toch… aan de andere kant, kunnen we zijn ontevredenheid ook best wel voorstellen. Ergens is het ook niet helemaal eerlijk. Die jongste zoon, die er zo op los geleefd heeft, en die oudste, die altijd keurig in het spoor heeft gewandeld, nooit buiten de paden gegaan.

Dat is toch super on-eerlijk! Het familiebezit over de balk gegooid en dan terugkomen en ontvangen worden als eregast! Dat is wel heel makkelijk thuiskomen… Dat je er zo mee wegkomt!

En toch, en dat is een belangrijk punt, het gaat hier om het geheim van Gods genade, Gods onbegrijpelijke liefde. Niet als iets wat je verdient. Dat God alleen maar naar je zou omkijken als je het er naar gemaakt hebt.

Nee, het Evangelie zegt ons iets anders. God heeft oog, juist voor degenen die het niet hebben verdiend. Hij is op zoek naar ons als we afgedwaald zijn geraakt. Als we de neiging hebben om elke keer weer heel ver bij Hem vandaan te gaan. Ver van huis door eigen schuld. En toch… Welkom bij Hem.

Alles wat van mij is, is van jou. Alles wat ik heb, wil ik je geven. Dat geldt voor de ene zoon, die weggegaan was, maar dat geldt net zo goed voor de andere zoon, die gebleven was.

Alles wat van mij is, is van jou. Ten diepste is dat de stem van God: Alles wat ik heb, daar mag jij in delen. De zegening van het leven dicht bij Mij, wat van Mij is, is van jou. Maar ook Mijn liefde voor hen die verloren dreigen te gaan, die eigenlijk hier thuis horen te zijn. Wat van Mij is, is van jou. Voel je thuis! Dat heeft dus ook te maken met ruimhartigheid. Het thuis-gevoel niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen. Gunnend aan iedereen. Opdat ook anderen thuiskomen en thuisraken in Gods nabijheid. Blijven bij God.

Dat we oog hebben voor de rijkdom van het geloof. Het voorrecht om thuis bij God te zijn. Om in Gods nabijheid te leven. Niet als iets vanzelfsprekends of als iets wat ons zwaar valt, maar dat we leren ervaren hoeveel vreugde dat ons geeft. Leven met God, een thuis-gevoel.

De beste plaats waar je kunt zijn, het beste leven wat je kunt hebben.

Getrokken uit de duisternis van je oude bestaan en gekomen in het licht van Gods genade, aangeraakt door Gods Geest. Want alles wat Hij heeft, wil Hij ons geven, daar wil Hij ons in laten delen.

En daarom. Feestvieren en blij zijn… Omdat Hij zo onbegrijpelijk goed is voor ons. Daar kun je alleen maar stil van worden. Voel je thuis. Thuis zijn bij God!

Ds. Jan Adriaanse